Het aandeel vrouwelijke hoogleraren steeg 0,9 procentpunt ten opzichte van het jaar daarvoor, toen het 26,7% bedroeg. Daarmee komen we niet boven het laagterecord van vorig jaar uit en constateren we het laagste groeipercentage in 8 jaar. Gebaseerd op het groeitempo van de afgelopen twee jaar, zal het nog tot 2045 duren voordat er onder hoogleraren een evenredige man-vrouwverdeling zal zijn bereikt.
Aandeel vrouwen daalt bij elke opeenvolgende stap op academische carrièreladder
Nog altijd is het aandeel vrouwelijke studenten, dat licht steeg naar 51,5%, groter dan het aandeel mannelijke studenten. Datzelfde geldt voor het aandeel vrouwelijke geslaagden, dat eveneens licht toenam naar 54,4%. Ook het aandeel vrouwelijke promovendi steeg: van 44,5% naar 45,1%. Opmerkelijk dit jaar is dat voor het eerst het aandeel vrouwelijke universitair docenten met 45,9% 0,8 procentpunt groter is dan het aandeel vrouwelijke promovendi. We zien echter nog altijd na de functiecategorie van universitair docent het aandeel vrouwen per opeenvolgende functiecategorie sterk dalen van 45,9% vrouwelijke universitair docenten, naar 33,8% vrouwelijke universitair hoofddocenten en 27,6% vrouwelijke hoogleraren.
Geringe stijging percentage vrouwelijke hoogleraren bij merendeel universiteiten
Bij 12 van de 14 universiteiten is er sprake van groei in het aandeel vrouwelijke hoogleraren. Opvallend is hoe beperkt deze groei is: bij 7 van de 14 universiteiten ligt het groeipercentage precies op of onder de 1 procentpunt. Bij de Universiteit Leiden is het aandeel vrouwelijke hoogleraren gelijk gebleven. Bij de Vrije Universiteit Amsterdam is sprake van een krimp van 0,1 procentpunt in het aandeel vrouwelijke hoogleraren. Vijf universiteiten zijn de grens van 30% vrouwelijke hoogleraren gepasseerd: de Open Universiteit, Universiteit Maastricht, Universiteit Leiden, de Radboud Universiteit Nijmegen en de Universiteit Utrecht. Traditioneel gezien voert de Open Universiteit de ranking aan met een percentage vrouwelijke hoogleraren van 40,9%. Universiteit Maastricht volgt met een stijging in het aandeel vrouwelijke hoogleraren van 35,1% naar 36,0%. De TU Delft blijft met een ondergemiddelde stijging van 0,4 procentpunt van 17,7% naar 18,1% nog steeds hekkensluiter.
Streefcijfers: behaald of een tandje erbij?
Begin 2020 verzocht het LNVH de universiteiten streefcijfers voor vrouwelijke hoogleraren op te stellen voor de periode 2020 – 2025. Mochten de streefcijfers behaald worden, dan zal er in 2025 geen enkele universiteit meer een percentage vrouwelijke hoogleraren onder de 25% hebben. Bovendien zal met gemiddeld 31,2% voor het eerst 1 op de 3 hoogleraren vrouw zijn.
Inmiddels hebben 3 van de 14 universiteiten hun gestelde streefcijfer voor 2025 gehaald en worden daar nieuwe doelen gesteld. Het gaat om de Erasmus Universiteit Rotterdam, Universiteit van Tilburg en de Open Universiteit. Voor de andere universiteiten geldt dat zij nog een stevig tandje bij moeten zetten om de toekomstige mijlpalen te behalen. De prognose voor 2025, gebaseerd op de groei ultimo 2021 – ultimo 2022, laat zien dat 6 van de 14 universiteiten in dit tempo hun streefcijfer niet halen. Dit is desalniettemin gunstiger dan vorig jaar, toen dat er nog 9 waren.
Gevulde kweekvijver en start uitstroom mannelijke hoogleraren 60+
Opvallend in deze Monitor is de toegenomen uitstroom van mannen in de leeftijdscategorie 60+. Het lijkt erop dat de (lang)verwachte exit van deze groep is begonnen. Bovendien constateren we, mede door de relatief sterke stijging van het aandeel vrouwelijke universitair hoofddocenten, dat de zogenaamde ‘kweekvijver’ bijzonder goed gevuld is. Zonder onderscheid te maken naar wetenschapsgebied, kan bijna 100% (=97,4%) van de te verwachten uitstroom aan hoogleraren door vrouwelijke universitair hoofddocenten worden vervangen. Daarmee is het vervangingspotentieel in een jaar tijd met 3,5 procentpunt toegenomen. Dit, en de start van de langverwachte uitstroom van mannelijke hoogleraren, biedt dus buitengewoon veel perspectief voor de toekomst. Dan is het uiteraard wel aan de instellingen hiernaar te handelen, en te zorgen dat de werkcultuur er een is die focust op het binnenhalen én binnenhouden van vrouwelijk talent.
Opvallende toename aandeel vaste contracten. Vrouwen vaker in tijdelijk contract
Ultimo 2022 is er een opvallende stijging te zien in het totale aandeel vaste contracten ten opzichte van tijdelijke contracten. Deze toename valt het meest op bij de universitair docenten: van 67,2% naar 79,6% bij de vrouwen en van 71,6% naar 80,3% bij de mannen. Hierdoor is het verschil tussen het aandeel vrouwen en mannen met een tijdelijk contract afgenomen van 4,4 procentpunt naar 0,7 procentpunt. In alle functiecategorieën hebben vrouwen nog iets vaker een tijdelijk contract dan mannen, maar het verschil is kleiner geworden.
Vrouwen nog altijd lager ingeschaald. Verschil in contractomvang neemt af
Nog altijd zijn vrouwelijke hoogleraren lager ingeschaald dan mannelijke hoogleraren. Kijken we naar de universitair hoofddocenten dan zien we een minder duidelijk verschil in inschaling tussen mannen en vrouwen. Ook bij de universitair docenten is dit verschil minimaal. Voor vrouwelijke promovendi geldt dat zij nog altijd net iets lager ingeschaald zijn dan de mannelijke promovendi.
Bij de vrouwelijke universitair hoofddocenten, universitair docenten en promovendi nam de contractomvang licht toe. Bij de mannen blijft deze ongewijzigd. Dat betekent dat het verschil in contractomvang tussen vrouwen en mannen in die functies kleiner is geworden. Er blijft echter sprake van een gemiddeld iets kleinere contractomvang bij de vrouwen dan bij de mannen, behalve onder hoogleraren waar de vrouwen juist een iets grotere contractomvang hebben dan de mannelijke hoogleraren: 0,88 fte ten opzichte van 0,85 fte.
Aandeel wetenschappers met internationale herkomst neemt licht toe
Voor het tweede jaar op rij rapporteren we in de Monitor over de samenstelling van het wetenschappelijk personeel met betrekking tot herkomst. Daarmee kunnen we inzicht geven in de man-vrouwverdeling onder wetenschappelijk personeel met een internationale achtergrond. Dit levert relevante informatie op, bijvoorbeeld voor het toespitsen van beleid op het gebied van gendergelijkheid.
In alle functiecategorieën is het aandeel met een internationale herkomst tussen ultimo 2021 en ultimo 2022 licht gestegen. Per opeenvolgende functiecategorie van promovendus naar hoogleraar, neemt het aandeel met een internationale herkomst af. Onder de promovendi is 55% van internationale afkomst, bij hoogleraren is dit nog 22,9%. Het aandeel met een niet-Europese herkomst daalt van 25,4% bij de promovendi, naar 13,7% bij de universitair docenten, naar 6,7% onder de universitair hoofddocenten, naar slechts 3,4% bij de hoogleraren.
Bij de hoogleraren, universitair hoofddocenten en promovendi heeft een groter aandeel vrouwen dan mannen een internationale herkomst. Bij de universitair docenten is het aandeel vrouwen met een internationale herkomst juist net iets kleiner dan bij de mannen. Vooral het kleiner worden van het aandeel met een niet-Europese herkomst in de opeenvolgende functiecategorieën valt op, zowel bij de vrouwen als bij de mannen. Zo is 24,3% van de vrouwelijke promovendi van niet-Europese herkomst en is dat nog maar het geval bij 3,9% van de vrouwelijke hoogleraren. Bij de mannelijke promovendi heeft 26,3% een niet-Europese herkomst tegen 3,2% bij de mannelijke hoogleraren.
Merendeel umc’s ziet aandeel vrouwelijke hoogleraren dalen
Het percentage vrouwelijke hoogleraren aan de umc’s nam met een magere 0,1 procentpunt toe van 29,7% in 2022 naar 29,8% in 2023. Het Erasmusmc valt op in positieve zin, met 2,3 procentpunt groei. In 2023 zijn het VUmc, UMCU en UMCG de grens van 30% gepasseerd. De overige umc’s hebben voor die grens wisselende afstanden te overbruggen. Het LUMC moet de grootste afstand overbruggen en is met 25,7% de hekkensluiter in 2023.
Bestuur en toezicht
Kijken we naar de Colleges van Bestuur van de universiteiten, dan zien we een toename van 2,4 procentpunt groei van het aandeel vrouwen, dat daarmee op 43,9% komt. Het percentage vrouwen in Raden van Toezicht blijft gelijk aan het percentage van vorig jaar: 47,8%. In bestuur en toezicht van de umc’s daalde het aandeel vrouwen. In de Raden van Bestuur zelfs flink: van 40% vorig jaar naar 34,4% dit jaar. Bij de Raden van Toezicht zien we ook een daling. Daar waar vorig jaar de evenredigheid was bereikt, komt het aandeel vrouwen nu op 47,4%.
Het percentage vrouwen onder de decanen is ultimo 2023 hoger dan ultimo 2022. Het steeg van 29,7% naar 34,1%. Daarmee is voor het eerst ruim 1 op de 3 decanen vrouw. Een mijlpaal. Bij de directeuren onderwijsinstituut is, ondanks een lichte daling, met 52,7% de meerderheid vrouw. Bij de directeuren onderzoeksinstituut is ultimo 2022, net als ultimo 2021, nog altijd slechts 1 op de 4 vrouw.
Tot slot
Deze Monitor legt de zorgwekkende ontwikkeling bloot van het afvlakken van de groeipercentages vrouwelijke hoogleraren. Het laat echter ook een aantal positieve ontwikkelingen zien, die in potentie kunnen leiden tot een kentering hiervan. Het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren benadrukt met klem dat transparantie in benoemings- en bevorderingscriteria, het bieden van helderheid met betrekking tot baanzekerheid en carrièreperspectief, en het waarborgen van een veilige en inclusieve academische cultuur waarin een breed palet aan talent wordt erkend en gewaardeerd, cruciaal zijn voor verandering in de nabije toekomst. Prognoses laten zien dat evenredigheid pas in 2045 bereikt wordt, mits het groeipercentage niet nog verder zal afnemen dan ultimo ’21 en ’22 het geval was. Het LNVH pleit er dan ook voor door te pakken en de doorstroom van het in overvloed aanwezige vervangingspotentieel te bespoedigen door het invoeren van een tweede impuls, vergelijkbaar met de Westerdijk Talentimpuls van 2017 waarbij er 100 extra vrouwelijke hoogleraren werden benoemd. Meer over deze plannen in de Monitor zelf.
Vervolgens benadrukken we graag het belang van uitgebreidere mogelijkheden tot monitoring. We zijn blij met de verdiepingsslag die we ook dit jaar hebben kunnen maken in de Monitor. Deze bevat nu een uitgebreidere dataweergave op het gebied van (internationale) herkomst en geslacht. Dat is vooruitgang en biedt gelegenheid beleid en interventies effectiever in te richten.
Tenslotte, roept het LNVH de sector op focus te behouden op de aanpak van de uitstroom van vrouwen in de wetenschap, en de groeiende aandacht voor bredere diversiteit en het behoud van vrouwelijke talent complementair te laten zijn. We vragen iedereen daarin naar de eigen rol te kijken. Open het gesprek over hoe het ervoor staat, kijk naar wat er beter kan en draag zo bij aan het hooghouden van de kwaliteit van wetenschap, kansengelijkheid, evenredigheid en een veilige en inclusieve academische cultuur waarin gelijke beloning de norm is.
Jouke de Vries, interim-voorzitter Universiteiten van Nederland (UNL) in reactie: “Helaas vlakt de groei van het aandeel vrouwelijke hoogleraren af. We moeten er samen voor zorgen dat we de streefcijfers van 2025 gaan bereiken. Dat is ook zeker mogelijk. Door de grote stijging van het aandeel vrouwelijke universitair hoofddocenten, staat er veel vrouwelijk talent klaar om door te stromen.”
Bekijk en download de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren hier.